routepunt 40a:

Maria, met kind, geeft de rozenkrans aan de H. Dominicus.

Dominicus Guzmán werd omstreeks 1170 geboren in Caraluega, in de Spanje. Hij was dus een tijdgenoot van Franciscus van Assisi. Dominicus stichtte in 1215 de orde der predikheren. De leden ervan worden ook wel naar hun stichter ‘dominicanen’ genoemd. Doel van de orde: bekering van afvalligen en ketters. Daarvoor waren goed opgeleide priesters nodig die in discussies hun mannetje zouden staan en tegelijk met hart en ziel toegewijd waren aan de zaak van Christus: Een orde die aan versterving, boete en gebed zouden doen. Immers in een tijd dat de meeste geestelijken meer aandacht hadden voor uiterlijke rijkdom dan voor de rijkdom van hart, hechtten de gewone mensen meer geloof aan predikanten die hun woorden kracht bijzetten met een indrukwekkende levenswijze, dan aan ijdele verkondigers in protserige gewaden en fantastische luxe. Aan de voeten van Maria ligt een hond met een fakkel in de muil. Deze verwijst naar een droom van de moeder van Dominicus, die een hond met fakkel door een korenveld zag lopen en dat daardoor in brand vloog. Het symboliseert de orde die hij zou oprichten, die de wereld zou verlichten. Boven het hoofd van Dominicus is een witte ster afgebeeld. Deze ster verscheen op zijn voorhoofd, en is nu een van de attributen waaraan je Dominicus kunt herkennen. Alle heiligen worden met een of meer attributen afgebeeld. Voorwerpen die een symbolisch kenmerk zijn voor de betreffende persoon. Bij heiligen is het attribuut vaak een voorwerp dat herinnert aan hun wonderen of hun marteldood.

Dit raam is onderaan gesigneerd: J.B. Capronnier, Bruxellensis. 1886.